(Nederlandstalige versie hieronder)
With electoral fever running high, the various positions in the UvA referendum are becoming more outspoken, and thus clearer. In the comments under a much-discussed Folia article, Han van der Maas mentioned that he had not read any good arguments on why to vote green. In fact, there is a website dedicated to promoting green, and van der Maas himself participated in a debate in which the four options were represented. Nevertheless, it is true that the information out there can be overwhelming and difficult to find, and already overworked academics are unlikely to scrutinize Folia’s comment section. So in a time when it is raining voting endorsements, here is the answer of Markus Stauff to Han van der Maas on why he will vote for GREEN.
“My answer is rather short since I have a busy day ahead. On my agenda today: some official meetings, but also a staff meeting to discuss the possible consequences of the referendum’s models for my department. Sending around a letter with a clear voting recommendation would indeed be more efficient in this case – but sometimes efficiency and deliberation need to be balanced out. Not all forms of deliberation are a waste of taxpayers’ money, even more so since there is little proof so far that the growth of management and bureaucracy in the past years did increase efficiency and quality of universities. One of the roles of deliberation is that it creates consensus and ‘draagvlak’. The top-down hierarchical decision structure, on the other hand, might perhaps be more efficient timewise, but it also creates bad blood – of which the events of 2015 are a blatant illustration.
- Efficiency / Consistency
While it seems to be easy to ridicule self-organization and decentralization as endless and chaotic chatter about nothing (‘remember the 1970’s?!’), there is just no proof of that. Research shows that for non-standardized forms of production (let’s consider that teaching and research still belong to that category) additional management layers create additional work for all employees. There are numerous examples of commercial companies and of public service organizations where a decentralized form of management has proven to deliver better quality for a lower price. A ‘post-bureaucratic’ university could follow these already existing models. (See https://hmjvandenbosch.com/2016/11/20/het-uitdijende-management/ and here some more facts on the increasing management layers at universities: https://www.vawo.nl/managersuniversiteit/ ).
If the D&D report showed anything it is that the UvA is a complex organisation, with many different departmental cultures and needs. Instead of forcing all these of these departments into one catch-all mould (and all the bureaucratic friction and futility that this entails), why not use the principle of subsidiarity: taking the decisions at the lowest level possible. This is no romanticisation of small-scale organisations, but rather the acknowledgement that local solutions allow for more customization, and thus for better and more efficient decisions.
- ‘Vergadercultuur’
Decentralized organization does not come with endless meetings. To the contrary: Instead of moving issues up and down (from department to faculty and back again) and of moving issues back and forth (from schools to medezeggenschap, from program teams to OCs and back) you have topic oriented meetings in which you can actually take decisions. Delegates of the local, decentralized groups do meet if further coordination between different research and teaching entities is needed or desired.
- Teaching / Research
A decentralized organization guarantees that teaching and research are developed in tandem – and it is a first step towards a fairer distribution of the tasks. The GREEN model of course cannot solve all the issues with tweede geldstroom and NWO (see e.g. http://www.scienceguide.nl/201611/bevordert-nwo-slodderintegriteit.aspx ), yet it eliminates top-down determination of hirings and the current one-sided reward system. Again it is more efficient as well. Think of ‘interdisciplinarity’ as an example: A lot of money was wasted in the past years to create interdisciplinary teaching and research top down, while we all know that it only works bottom-up: that is, if academics actually find overlap of interest that is productive. Another example from the world of bureaucracy: as a program director, I do not only have two functioneringsgesprekken (one with the faculty supervisor, another with the department leidinggevende) but, in addition, my research – instead of being evaluated by the leidinggevende from my discipline – gets evaluated by the research school I am a member of. You can easily imagine the emails and ‘datumprikkers’ involved in this process.
In the discussions we had, Han often claims that all I want to achieve with voting for GREEN can easily be implemented within the BLUE model as well. He thereby insinuates, that the people who suffer from incredible work-load or from a shrinking space for self-determination somehow take the wrong decisions (or happen to work in the wrong faculty): The old ‘it’s not the structure, it’s the culture that’s the problem’-argument, so eagerly deployed by those firmly seated at the head of the table (from Jet Bussemaker to the new dean of the Faculty of Humanities). It might be true that there are still more options to tweak the existing university – but we also know that bureaucracies and hierarchies have a strong tendency to reproduce and intensify.
The GREEN model is the only model that indeed guarantees that teachers and students are not harassed by inefficient bureaucracy. It is the only model that facilitates the new ‘culture of governance’ by offering structural safeguards. It perfectly allows the local unities to decide that they are better off with one or the other more centralized entity. Bureaucracy can easily be scaled up but it is nearly impossible to scale them down. Therefore even colleagues who eventually like to delegate decision power to a higher level (nothing wrong with that) should vote for GREEN.”
More arguments – also from the perspective of students and non-academic staff: http://www.stemgroen.nl/
Nederlandstalige versie
Met de stijgende referendumkoorts worden de ingenomen posities steeds uitgesprokener, en daarmee ook de keuzes duidelijker. In een reactie op een druk becommentarieerd Folia-artikel stelt Han van der Maas, zelf voorstander van het blauwe model, dat hij nog geen goede redenen gehoord heeft om Groen te stemmen. Maar er bestaat een website die het groene model verdedigt, en van der Maas himself nam deel aan een debat waarin de vier modellen vertegenwoordigd waren. Dit gezegd zijnde, het klopt dat de informatie niet altijd even makkelijk te vinden is, ondermeer door de veelheid aan websites en Facebookgroepen, en reeds overwerkte academici zijn niet geneigd alle Folia-reacties uit te pluizen. Om het iedereen makkelijk te maken motiveert Markus Stauff hier waarom hij voor Groen kiest.
“Een kort antwoord, want ik heb een drukke dag voor de boeg. Wat er op mijn agenda staat? Enkele officiële vergaderingen, maar ook een stafvergadering met mijn collega’s van de afdeling om te bespreken hoe de verschillende opties in het referendum onze afdeling kunnen beïnvloeden. Een brief rondsturen met daarin een duidelijk stemadvies zou in dit geval inderdaad efficiënter zijn, maar soms moeten efficiëntie en overleg met elkaar in balans gebracht worden. Niet elke vorm van overleg is een verspilling van belastinggeld – en er is daarenboven weinig bewijs dat de explosieve groei in management en bureaucratie van de laatste jaren de efficiëntie en kwaliteit van universiteiten hebben verbeterd. Een belangrijke functie van overleg is dat het consensus en draagvlak creëert. De top-down hiërarchische beslissingsstructuur is efficiënter in termen van tijd, maar creëert ook animositeit en verzet. De gebeurtenissen van 2015 laten dat overduidelijk zien.
- Efficiëntie/samenhang
Het is makkelijk om zelf-organisatie en decentralisering als eindeloos en vooral chaotisch gewauwel te ridiculiseren (“de vermaledijde jaren ’70”), maar er bestaat weinig bewijs voor. Onderzoek toont daarentegen aan dat voor niet-gestandaardiseerde vormen van productie (en laten we er nog van uitgaan dat onderzoek en onderwijs onder deze noemer vallen) het toevoegen van managementlagen extra werk betekent voor alle medewerkers. Er bestaan voorbeelden van commerciële bedrijven en publieke diensten waar een gedecentraliseerde vorm van management betere kwaliteit leverde, en dit voor een lagere kostprijs. Een “post-bureaucratische” universiteit kan deze reeds bestaande modellen volgen (zie https://hmjvandenbosch.com/2016/11/20/het-uitdijende-management/). Op https://www.vawo.nl/managersuniversiteit/ vind je overigens meer feiten over de toegenomen managementlagen aan de universiteiten.
Als het D&D rapport iets aantoont, is het dat de UvA een huis met vele kamers is, een complexe organisatie met radicaal verschillende afdelingsculturen en bijbehorende belangen. In plaats van al deze afdelingen in één en dezelfde mal te gieten (met alle bureaucratische frictie en zinloosheid die daarmee gepaard gaat), waarom niet uitgaan van het subsidiariteitsprincipe? Beslissingen worden genomen op het laagst mogelijke niveau. Dit is geen romantisering van kleinschalige organisaties, maar de constatering dat lokale oplossingen een aanpassing aan taaie en erg diverse realiteiten mogelijk maken, en dus leiden tot betere en meer efficiënte beslissingen.
- Vergadercultuur
Gedecentraliseerde organisaties brengen geen eindeloze vergaderingen met zich mee, integendeel. In plaats van dossiers verticaal aan te sturen (van afdelingen naar faculteit en omgekeerd), of horizontaal (van de onderzoeksscholen naar de medezeggenschap, van programmateams naar de OC’s en weer terug) worden vergaderingen toegespitst op een onderwerp, en kun je meteen daadwerkelijk beslissingen nemen. Afgevaardigden van lokale, gedecentraliseerde groepen kunnen samen vergaderen als er meer coördinatie tussen verschillende onderzoeks- en onderwijseenheden nodig is.
- Onderwijs/onderzoek
Een gedecentraliseerde organisatie staat garant voor de gelijktijdige ontwikkeling van onderwijs en onderzoek – en is een eerste stap naar een meer rechtvaardige taakverdeling. Het groene model kan uiteraard niet alle problemen met de tweede geldstroom en het NWO oplossen (zie bv. http://www.scienceguide.nl/201611/bevordert-nwo-slodderintegriteit.aspx), maar het elimineert alvast het top-down bepaalde aanstellingsbeleid, alsmede het huidige eenzijdige beloningssysteem. Het is bovendien ook weer efficiënter. Laat ons “interdisciplinariteit” als voorbeeld nemen: heel wat geld werd verspild in de laatste jaren in een top-down poging om interdisciplinaire onderwijs- en onderzoekteams in het leven te roepen. Maar we weten allemaal dat dit alleen bottom-up werkt, dat wil zeggen: als academici zelf overlappende interesses ervaren, dan ontstaat productieve samenwerking. Een ander voorbeeld uit de wereld van de bureaucratie: als programmadirecteur heb ik niet alleen twee functioneringsgesprekken (één met mijn leidinggevende in de faculteit, een ander met mijn leidinggevende in de afdeling); maar mijn onderzoek wordt daarnaast ook geëvalueerd door de onderzoekschool waartoe ik behoor (in plaats van door de leidinggevende in mijn afdeling). Je kunt je voorstellen hoeveel emails en datumprikkers dat met zich meebrengt.
In de discussies die we hebben gevoerd beweert Han dikwijls dat alles wat we willen bereiken met het groene model, makkelijk geïmplementeerd kan worden binnen het bestaande blauwe model. Daarmee impliceert hij dat de medewerkers die lijden onder een te hoge taakbelasting en werkdruk, of zij die geconfronteerd worden met steeds minder ruimte voor autonomie, de verkeerde beslissingen nemen of hebben genomen (of simpelweg aan de verkeerde faculteit werken). Dit is het oude argument dat “het probleem niet de structuur is, maar de cultuur” dat altijd gretig in stelling gebracht wordt door de hogere regionen (van Jet Bussemaker tot de nieuwe decaan van de FGW). Ik sluit niet uit dat er mogelijkheden zijn om de bestaande universiteit wat beter aan te passen, maar ik weet ook dat bureaucratieën en hiërarchieën de onweerstaanbare neiging hebben om zichzelf te reproduceren en te versterken.
Het groene model is dan ook het enige model dat de garantie biedt dat docenten en studenten niet lastiggevallen worden door inefficiënte bureaucratie. Het is het enige model dat de nieuwe ‘governancecultuur’ faciliteert door structurele garanties in te bouwen. Het laat ook toe dat lokale eenheden beslissen dat ze beter af zijn met een meer gecentraliseerde eenheid. Bureaucratie kan makkelijk opgeschaald worden, maar het is vrijwel onmogelijk om ze af te schalen. Conclusie: zelfs collega’s die hun beslissingsmacht aan een hoger niveau willen afstaan, doen er goed aan om voor Groen te stemmen.”
Meer argumenten – ook vanuit het perspectief van studenten of ondersteunend personeel: