Loading Map....

Date/Time
Date(s) - 25 Feb 17:30
17:30 - 19:30

Location
Maagdenhuis

Categories


Kom en praat mee op donderdag 25 februari, 17.30-19.30 (inloop vanaf 17.00 uur)!

Gasten: Karl Dittrich (VSNU); Bas Jacobs (EUR) en Reijer Hendrikse (UvA)

Moderator: Floor Rusman (NRC Handelsblad)

“Ich benötige 10 000 (zehntausend) Mark”, zo valt te lezen in een facsimile van een onderzoeksvoorstel dat Otto Warburg, vermoedelijk in 1921, indiende bij de Notgemeinschaft der Deutschen Wissenschaft. Minder dan honderd jaar later leest zo’n aanvraag van niet meer dan één regel als een grap. Waarom eigenlijk?

Onderzoeksgerichte universiteiten zijn sinds de tweede helft van de 20ste eeuw zeer hard gegroeid. Aanvankelijk konden zij zich verheugen in een enthousiaste publieke ondersteuning, omdat wetenschap werd gezien als een krachtige motor voor de economische en militaire positie van de natiestaat. Met het einde van de Koude Oorlog kwam er echter ook een einde aan de zeer genereuze geldstromen vanuit de overheid richting ambitieus wetenschappelijk onderzoek. Vanwege de gelijktijdig snel stijgende kosten van hoogwaardig onderwijs en onderzoek, werden eenvoudig verkrijgbaar onderzoeksfondsen nog slechts een mooie herinnering aan vroeger.

Sinds het begin van de 21ste eeuw begon de bestuursvorm van universiteiten steeds meer te lijken op die van een groot bedrijf – studenten werden klanten die een bepaalde dienst afnemen. Tegenwoordig is het gebruikelijke verhaal dat studenten investeren in hun (individuele) carrière en daarom ook een aanzienlijk deel van de kosten van het hoger onderwijs moeten dragen. Volgens diezelfde redenering zal de private sector ook zelf moeten betalen voor de technologische ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt aan de universiteiten. Het vinden van financiering van onderzoek is daarbij een primaire taak geworden voor vooraanstaande onderzoekers en het binnenhalen van beurzen werd tot de belangrijkste indicator van gekwantificeerd academisch succes.

Hoewel veel beleidsmakers en voorstanders van scherpe concurrentieverhoudingen dit systeem beschouwen als de beste manier om tot selectieve en verantwoorde financiering te komen, zijn er ook velen die stellen dat zonder academische vrijheid en ongebonden onderzoek de universiteit verwordt tot een soort research & development afdeling, wat belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen in de weg kan staan. Bovendien, gegeven een kans van slagen van een aanvraag beneden de 20% wordt het systeem als geheel in feite meer belast – in de vorm van kosten van overhead, facilitatie en tijd geïnvesteerd in afgewezen voorstellen – dan dat het ondersteund wordt in de vorm van financiering van daadwerkelijk onderzoek.

In dit debat zullen we discussiëren over drie centrale vragen: is hoger onderwijs en onderzoek een publiek goed of is het een private dienst waar degenen die ervan profiteren – studenten, private partijen – ook de kosten voor moeten dragen? Moet het allocatiemodel afhankelijk zijn van de maatschappelijke vraag naar bepaalde opleidingen en in hoeverre moeten studies die weinig studenten trekken en niet direct en zichtbaar bijdragen aan ‘innovatie’ bekostigd worden?  En hoeveel mag de overhead drukken op financiering van onderwijs en onderzoek?

 

Maagdenhuis Debate on: Who should finance higher education, and how?

 

Join in the discussion on Thursday 25 February from 17.30-19.30 (door opens at 17.00)

Guests: Karl Dittrich (VSNU); Bas Jacobs (EUR) en Reijer Hendrikse (UvA)

Moderator: Floor Rusman

“Ich benötige 10 000 (zehntausend) Mark” reads Otto Warburg’s facsimile of a single line research proposal submitted to the Notgemeinschaft der Deutschen Wissenschaft, probably in 1921. Less than a hundred years later, such a one-line grant application reads like a joke. Why so?

Research universities grew rapidly in the second half of the 20th century, intially enjoying enthusiastic public support as science was seen to empower the nation states, both economically and militarily. With the ending of the Cold War, however, the generous public financial support also stagnated in Western countries. At the same time, with the rising costs of top-tier education and research, easily available research funds became a thing of the past.

Since the beginning of the twenty-first century, universities are increasingly being run like large corporations, and students have turned into customers paying for certain services. Today, students are viewed as investing in their own careers and as therefore responsible for financing a large part of their own education. Following this line of reasoning, the private sector should also co-finance research the technological innovations which are made possible thanks to academic research. As part of this development, securing grants has become one of the primary tasks of scholars, as well as the number one indicator of academic success.

While policy-makers and advocates of severe competition regard this system as the best way of funding selectively and responsibly, others argue that without academic freedom and blue-sky research the university is turning into a research and development department, which is detrimental to the pursuit of new scientific knowledge. Moreover, with a success rate of less than 20% for grant proposals, the system is really taxing rather than supporting the financing of research, also in view of the facilitation overhead and time spent on rejected proposals.

In this debate, we will focus on three central questions: Is higher education a public good or a private service which should be financed by those who benefit from it – students and private parties? Should the ‘allocation model’ be made dependent on the societal demand for certain professions and to which extent should programs which do not directly and clearly contribute to ‘innovation’ be financed? And to which extent are overhead costs allowed to impinge on the funding of teaching and research?

Share