[Dit opiniestuk is geschreven naar aanleiding van de publicatie van een interview met hoogleraar politicologie Jean Tillie in Het Parool op 2 april 2015. Het onderstaande stuk is in verkorte vorm op 9 april in diezelfde krant gepubliceerd.]
Wat moet Jean Tillie bang zijn: hij geeft dagelijks college aan levensgevaarlijke radicalen. De bezetters van het Maagdenhuis zijn immers ook zijn studenten. Over die studenten doet hij in een interview in Het Parool van 2 april een aantal opmerkelijke uitspraken. Hij vergelijkt de bezetters met de Noorse rechts-radicale massamoordenaar Anders Breivik, en ziet hoe zij zwichten voor ‘de aantrekkelijkheid van het geweld’.
Tillie heeft naar eigen zeggen over deze woorden ‘dertig jaar kunnen nadenken’. Dat verbaast ons niet, omdat het interview leest als een opeenstapeling van het soort clichés dat ook al dertig jaar de ronde doet. Wellicht is het reproduceren van tenenkrommende gemeenplaatsen de koninklijke weg naar het hoogleraarschap. Ook dat zegt iets over de staat van de universiteit, of op zijn minst over de opleiding politicologie aan de UvA.
De conclusie van Tillies dertigjarige denkwerk luidt als volgt: ‘het linkse radicalisme is hetzelfde als het rechtse radicalisme is hetzelfde als het moslimradicalisme.’ Met deze slotsom sluit Tillie achteraan in een lange rij opiniemakers die ons na het progressieve elan van de jaren zestig en zeventig wijzen op de gevaren van utopisch denken. Er is, zo zou de twintigste eeuw ons geleerd hebben, slechts één vorm van politiek mogelijk: de liberale parlementaire democratie. Daarbuiten bestaan slechts totalitaire ideologieën.
De status quo of de barbarij, een andere keuze hebben wij niet. Iedere vorm van kritiek op die status quo is dan ook een vorm van extremisme; Tillies ‘radicalisme’ is niets meer dan de opmaat naar een onvermijdelijk gewelddadig politiek extremisme, al weet Tillie hiervan geen beter voorbeeld te geven dan de poging tot brandstichting van Het Lieverdje die, toegegeven, een nogal luie historische verwijzing was, maar zich moeilijk laat meten met het ‘extreme geweld’ van ISIS of Breivik. ‘Radicalisme kan in zichzelf iets vernieuwends hebben’, geeft Tillie toe, ‘maar er zitten autoritaire verschijnselen in, ook al zeggen de betrokkenen dat ze zo ontzettend democratisch zijn’. En autoritair extremisme moet uiteraard bestreden worden, daar kan niemand het mee oneens zijn, toch?
De ironie van zijn eigen betoog lijkt Tillie te ontgaan: is dat argument niet bij uitstek autoritair, zelfs totalitair? Tillie laat namelijk maar één vorm van politiek toe: de bestaande vorm en haar instituties. Hij maakt van de parlementaire democratie – ‘de goede oude politiek’, zoals hij het treffend noemt– de enige acceptabele vorm van politiek, want daarbuiten loert het moorddadig extremisme. Elke vorm van kritiek, zoals die van de Maagdenhuisbezetters en hun sympathisanten, moet dan ook onmiddellijk verstommen. Tillie doet hierbij uiteraard een beroep op die andere beproefde dooddoener: wie het niet met mij eens is, demoniseert.
‘Ook de terminologie die wordt gebruikt vind ik stuitend’, zegt Tillie. ‘Mijn collega-hoogleraar Ewald Engelen pleit voor een waarheidscommissie bij de UvA. Ga je mond spoelen! Denk ik dan. Want daarmee zeg je eigenlijk dat het college van bestuur van de UvA gelijk staat aan de regimes van Zuid-Afrika en Oeganda. Dat is demoniseren’. Maar wanneer Tillie gas bijgeeft in zijn bezorgdheid om wat zich in het Maagdenhuis afspeelt, demoniseert hij zelf ad nauseam: het engagement van de studenten (door Tillie voor het gemak maar even ‘links’ genoemd) wordt op één hoop gegooid met moslimradicalisme en de moordpartij van Breivik. Tillie zal inderdaad flink moeten spoelen wil hij de smaak van zoveel ranzigheid kwijtraken.
Als uitsmijter gebruikt Tillie de Godwin van zijn generatie: toen ik zo oud was als jullie, was ik ook radicaal, maar ik ben tot inkeer gekomen en weet nu dat er maar één manier is om politiek te bedrijven – de manier die mij in de dertig jaar na mijn jeugdzonde geen windeieren heeft gelegd, mijn onvoorwaardelijke conformisme aan de bestaande machtsstructuur. Het heeft er dan ook alle schijn van dat Jean Tillie zichzelf nog maar eens in de etalage zet, over de hoofden van de studenten van zijn eigen universiteit die al wekenlang in het Maagdenhuis een intellectueel en cultureel programma draaiende houden zoals de UvA in geen dertig jaar gezien heeft.
Joost de Bloois en Dan Hassler-Forest, Universitair Docenten UvA en betrokken bij het docentencollectief ReThink UvA
Tashina Blom, De Nieuwe Universiteit