Het Maagdenhuis zoals het nu is, is een goede plek om na te denken over de vraag hoe het komt dat een bepaalde maatschappelijke orde langdurig kan voortbestaan, maar ook, en soms onverhoeds, radicaal kan veranderen [1]. Een van mijn lievelingsschrijvers, de filosoof, socioloog en historicus Ibn Khaldûn (1332-1405) heeft hierover langdurig nagedacht. Hij had een scherp oog voor de stabiliserende en destabiliserende factoren in het leven van volken en staten. Zijn hoogst originele theorieën daarover legde hij vast in zijn meesterwerk, de Muqaddima (inleiding) [2].

Tijdens de roerige dagen die wij op de UvA meemaken heb ik me meermalen afgevraagd of Ibn Khaldûns inzichten onze situatie kunnen verhelderen. Daarom besloot ik enkele vermoedens daarover aan jullie voor te leggen.

Maar eerst enkele woorden om hem te introduceren.

Ibn Khaldûns theorie. Toen Ibn Khaldûn in 1332 in Tunis geboren werd, was het Arabisch-islamitische gebied diepgaand verdeeld. Het wereldrijk dat in de eeuwen na de dood van Mohammed (632) ontstaan was, was allang uiteen gevallen. Allerlei staten en stamfederaties rivaliseerden met elkaar. Maar in het hele gebied waren nog altijd twee bindende factoren werkzaam: het islamitische geloof en het Arabisch, de taal van de godsdienst, het bestuur en de wetenschap. Dat zou zo blijven – tot de dag van vandaag.

Ibn Khaldûn hoorde tot een aanzienlijke familie. Hij was een rechtsgeleerde en een hoge ambtenaar die heel dicht bij de machthebbers stond. Hij vervulde belangrijke functies in hedendaags Marokko, Moors Spanje en Egypte. Een tijdlang leefde hij in de woestijngebieden van Centraal Algerije om daar onder nomadische volken troepen te werven voor naburige dynastieke staten. Deze episode had een beslissende invloed op zijn historische werk. Tot dan toe kende hij alleen de stedelijke beschaving, nu leerde hij een heel andere cultuur kennen, de cultuur van de woestijn en het platteland. Die bipolariteit werd de ruggengraat van het sociologische ontwikkelingsmodel dat hij zo treffend beschrijft in zijn Muqaddima.

Nomaden en boeren, zo schrijft Ibn Khaldûn, leven in kleine verbanden, hun familie, clan en stam. Die eenheden worden bijeen gehouden door een krachtig groepsgevoel. Zij leiden een eenvoudig leven, kennen geen luxe, moeten overleven onder moeilijke omstandigheden en zijn daarom weerbaar. Het leven in steden is heel anders. Daar ontstaat een grotere functionele differentiatie; handel en ambachten bloeien op. De elite leeft er luxueus. Anders dan nomaden en boeren zijn stedelingen geen groepswezens die leven in horizontale verbanden. Zij zijn niet weerbaar, kunnen niet zelf voor hun veiligheid zorgen en zijn daarom aangewezen op de bescherming van garnizoenen. In politiek opzicht zijn zij onderdanen van een vorst [3].

Deze typologie verbindt Ibn Khaldûn met een ontwikkelingsmodel. Soms lukt het een volk dat bestaat uit nomaden of uit boeren de macht in een verstedelijkt gebied te veroveren. De aanvoerder wordt dan een heerser, de stichter van een dynastieke staat; zijn strijdmakkers worden hovelingen. Hun nakomelingen groeien op in luxe, verliezen hun weerbaarheid en worden decadent. Dan zijn ze rijp voor de ondergang. Een nieuw volk neemt de macht over en de cyclus begint opnieuw.

Ibn Khaldûn heeft dit cyclische model geleidelijk aan ontwikkeld toen hij werkte aan een geschiedenis van Westelijk Noord Afrika. Hij ging patronen zien in de processen die hij waarnam en ontwikkelde concepten om die te beschrijven. Hij schrijft dat hij tot een theoretische doorbraak kwam toen hij in de jaren 1374 –1377 bij een nomadisch volk in Centraal Algerije leefde. Het eerste ontwerp van de Muqaddima heeft hij in enkele maanden in een toestand van euforie geschreven.

Stabiliserende en destabiliserende factoren. Uit dit omvangrijke en gecompliceerde geschrift haal ik enkele passages naar voren waarin Ibn Khaldûn twee vragen tracht te beantwoorden: ten eerste, hoe komt het dat een maatschappelijke orde voort bestaat; en ten tweede, hoe komt het dat een maatschappelijke orde verandert. Vervolgens suggereer ik enige mogelijke parallellen met het hedendaagse kapitalisme en de hedendaagse universiteit.

Stabiliserende factoren. Bij de nomaden is een stabiliserende factor de kennis, de competentie die nodig is om te overleven in een bedreigende omgeving, kennis van het terrein, militaire vaardigheden, een voortdurende alertheid, kwaliteiten die van generatie op generatie worden overgedragen. Daarnaast heeft volgens Ibn Khaldûn vooral het hechte groepsgevoel een bestendigend effect.

Bij de stedelingen ziet hij als stabiliserende factoren gewoonten in allerlei opzichten, maar eerst en vooral de volkomen ingeoefende, half bewust geworden beroepsbekwaamheid. Een stedelijke beschaving is als het ware een opeenstapeling van kundigheden van allerlei soort. Vandaar, zegt Ibn Khaldûn, dat toen in Spanje de machtsbasis van de islamitische heersers door de Reconquista vrijwel weggevallen was, de hoogontwikkelde nijverheid in de steden nog een tijdlang voort bestond. Daarnaast heeft in stedelijke samenlevingen een andere collectieve gewenning een krachtig stabiliserend effect, de als vanzelfsprekend ervaren gehoorzaamheid aan de vorst.

Om deze ideeën te verduidelijken gebruikt Ibn Khaldûn een suggestief beeld. Textiel dat langdurig is een verfbad gedompeld is, raakt door en door met de kleurstof doordrenkt. Zo is het ook met de stedelijke cultuur: die doordrenkt de mensen geheel en al. Cultuur werkt daarom als een tweede natuur en doet net zo vanzelfsprekend aan als de eerste, aangeboren natuur.

Het sleutelwoord is malaka, gewoonte. Dit concept van Ibn Khaldûn vertoont een treffende overeenkomst met wat Pierre Bourdieu habitus noemt: ‘de verworven disposities, de duurzame zienswijzen of gedragswijzen die in lichamen geïncarneerd zijn’ [4], volstrekt ingeoefende routines, gewoonten waarvan men zich niet meer bewust is.

Als ik denk aan parallellen van wat Ibn Khaldûn beschreef, vallen mij in het hedendaagse kapitalisme het politieke conformisme en het consumentisme op. Dat zijn ingesleten gewoonten. Het zijn heel krachtige culturele factoren die het kapitalisme bestendigen.

Op de hedendaagse universiteit treft men ook zulke gewoonten aan: de gewoonte om bepaalde ‘productienormen’ te halen en de gewoonte om met elkaar te concurreren om onderzoeksgeld binnen te halen. Daarnaast is angst een belangrijke bestendigende factor, zoals Natalie Scholz in haar mooie verhaal daarover liet zien, angst voor werkeloosheid en angst voor statusverlies [5].

Destabiliserende factoren. Hoe komt het dat een maatschappelijke orde verandert? Ibn Khaldûn noemt in dat verband interne en externe factoren.

Interne factoren: verval. In tribale maatschappijen wordt de militaire functie vervuld door alle mannelijke stamleden. Maar als een nomadisch volk de macht in een stedelijk gebied veroverd heeft, is de aanvoerder een heerser geworden die voor de handhaving van zijn macht is aangewezen op huursoldaten. Die moeten betaald worden. De kosten moeten door de stedelingen worden opgebracht in de vorm van belasting. Dat veroorzaakt op den duur verarming van de stedelijke bevolking.

Een andere destabiliserende factor is de behoefte aan luxe van de politieke elite. Als een nomadische aanvoerder eenmaal heerser is, verruilen hij en zijn gewapend gevolg hun tenten voor paleizen. Hun nakomelingen vergeten de soberheid van het leven in de woestijn, en de zucht naar luxe slaat toe. Ook dat brengt hogere kosten met zich mee – met als gevolg alweer hogere belastingdruk en verarming van de bevolking. Zulke tendensen – Ibn Khaldûn noemt er meer – versterken elkaar en resulteren volgens hem in een spiraalbeweging naar beneden die een hele stedelijke maatschappij met zich meezuigt.

In het hedendaagse kapitalisme zijn volgens Wolfgang Streeck drie van zulke tendensen werkzaam die elkaar versterken en tot de ondergang van het kapitalisme zullen leiden: de schuldenlast op elk maatschappelijk niveau (gezinnen, bedrijven, banken, staten); verder de toenemende verschillen tussen arm en rijk (die onder meer leiden tot het sterk verminderen van de koopkracht van de meeste mensen, tot minder consumptie en dus tot minder economische groei); en ten slotte de stagnatie van de economische groei [6]. We kunnen daaraan het ecologisch wanbeleid, de roofbouw op de natuur toevoegen.

Dit alles geldt overigens ongeacht of men het kapitalisme aanvaardt of afwijst. Het zijn systeemimmanente factoren. Ze werken zolang we het systeem niet ingrijpend veranderen of vervangen door een ander systeem.

Op de hedendaagse universiteit zien we ook zulke systeemimmanente destabiliserende factoren. Het streven naar steeds meer grootschaligheid brengt hogere kosten met zich mee, met als gevolg minder financiële middelen voor onderwijs en onderzoek. De financialisatie, alles willen uitdrukken in geld, noodzaakt tot meer controle. Dat kost de wetenschappers veel tijd, wat ten koste gaat van onderwijs en onderzoek [7].

Externe destabiliserende factoren. Bij Ibn Kaldûn wordt, zoals gezegd, een bestaande maatschappelijke orde doorbroken als een nieuwe groep van buiten af de macht grijpt. Daarbij geven zuiver militaire factoren vaak de doorslag; de sterkste wint.

Maar dat is volgens Ibn Khaldûn niet altijd het geval. Als twee strijdende partijen numeriek even sterk zijn wint de partij met de meeste religieuze bezieling.Voor Ibn Khaldûn werkt zijn islamitische geloof als een horizon. Hij kan zich eenvoudig geen ander idealisme voorstellen dan religieus idealisme. Maar men zou dit, om zijn inzicht een grotere geldigheid te geven, kunnen vertalen met ‘morele factoren’. Dat vindt enige steun in het volgende voorbeeld. De voorbeeldige leider is volgens Ibn Khaldûn in religieus opzicht onberispelijk, maar hij streeft ook consequent gerechtigheid na en beschermt de armen. Een morele inzet is dus wenselijk.

Naar onze tijd vertaald roept dat de vraag op hoe in hervormingsbewegingen de organisatorische en de idealistische component zich moeten verhouden. Beide componenten zijn noodzakelijk (wat overigens niet betekent dat de verhouding tussen beide altijd probleemloos zou zijn).

Ook voor onze hervormingsbeweging geldt dat de afloop van het conflict met het bestuur van de universiteit en de machten daarbuiten die dit bestuur steunen, ten dele afhangt van machtspolitieke factoren, van de balans van de krachten. Eisen als transparant bestuur, matiging van de macht, democratie, mondigheid van allen die horen tot de academische gemeenschap, – dat zijn politieke eisen, ze gaan over een andere verdeling van de macht en ze worden met machtsmiddelen wel of niet bevochten. Maar het zijn ook morele eisen en dat geeft ze mogelijk een extra, moeilijk weegbare, maar onmiskenbare kracht.

 


 

[1] Deze korte lezing hield ik op 8 maart in het Maagdenhuis als bijdrage aan de acties van De Nieuwe Universiteit, Humanities Rally en Rethink-UvA. Met dank aan Maaike van Berkel en Anne-Ruth Wertheim voor hun commentaar op de tekst.

[2] Ibn Khaldûn, De Muqaddima. Gekozen, uit het Arabisch vertaald en van aantekeningen voorzien door Heleen Koesen en Djûke Poppinga (Amsterdam, Bulaaq, 2008). Tegelijkertijd verscheen een bundel essays  over het werk van Ibn Khaldûn: Ibn Khaldûn en zijn wereld, red. Maaike van Berkel en Rudi Künzel (Amsterdam, Bulaaq, 2008). Ibn Khaldûn concipieerde de Muqaddima als een inleiding tot zijn twee grote historische werken, een geschiedenis van Westelijk Noord-Afrika en een geschiedenis van het Midden Oosten.

[3] Ibn Khaldûn, De Muqaddima, vert. Koesen en Poppinga, pp. 96-128, over nomaden en boeren; pp. 219-249, over stedelingen.

[4] Pierre Bourdieu, Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip. Gekozen door Dick Pels (Amsterdam, Van Gennep, 1989) pp. 33-50, ‘De sociologie als stoorzender’, p. 44. Vgl. de inleiding van Pels, pp. 12-14.

[5] Natalie Scholz, ‘On the wonders of solidarity’, email Rethink UvA 21 maart 2015.

[6] Wolfgang Streeck, ‘How will capitalism end?’, New Left Review 87 (mei-juni 2014) pp. 35-64.

[7] Over grootschaligheid en financialisatie Ewald Engelen in talrijke publikaties; over tijdverlies door controleprocedures Patricia Pisters, ‘Jams, Loops and Downward Spirals in the Academic System’,  www. Rethinkuva.org., eerder verschenen in De Groene Amsterdammer, 11 maart 2015.